Het is gesloten: de transferperiode in Nederland en de meeste andere Europese competities. En zoals elk jaar hebben ook de Nederlandse clubs weer een hoop spelers gekocht en verkocht. Voor Nederlandse clubs betekent dit vaak opvangen van hun verkochte sterspelers. Arias, Younnes, Kluivert, Brenet, El Ahmadi vertrokken naar het buitenland.
Ajax, PSV en Feyenoord stonden voor de taak om deze spelers zo goed mogelijk te vervangen. Maar wat is eigenlijk de beste manier om dat te doen?
Bij het aantrekken van nieuwe spelers moeten clubs afwegingen maken, jong of oud, goedkoop of duur, uit binnen- of buitenland.
In dit artikel gaan we kijken naar een van deze afwegingen: waar halen we onze spelers vandaan? Voor de traditionele top drie, PSV, Ajax en Feyenoord, zijn er ruwweg drie vijvers waaruit zij nieuwe spelers uit kunnen vissen*:

  1. Andere clubs in de eredivisie
  2. ‘Kleinere’ competities (Zuid-Amerika, Scandinavië)
  3. Spelers van grote clubs die op de bank terecht zijn gekomen

Het doel van dit artikel is om van elk van deze vijvers de voor- en nadelen te laten zien.

Andere clubs uit de eredivisie

Een optie voor de topclubs in Nederland is om, net zoals buitenlandse clubs bij hun, de beste spelers van andere clubs uit de eredivisie te kopen.
Om wat nuttigs te kunnen vertellen over deze strategie heb ik gebruik gemaakt van de transfers die plaatsvonden vanaf het seizoen 09/10 t/m 16/17.* Vervolgens heb ik al deze transfers ingedeeld in de drie genoemde categorieën.
Voor zowel Ajax, PSV als Feyenoord zijn andere clubs uit de eredivisie de grootste bron waar zij nieuwe spelers vandaan halen.
transferanalyse tabel 1
Met name Feyenoord haalt het overgrote deel van hun nieuwe spelers uit de eredivisie. Technisch directeur Martin van Geel heeft in het verleden regelmatig kritiek gehad op deze werkwijze die minachtend ‘Bord-op-schoot scouting’ wordt genoemd.
Voor veel mensen is het opkopen van andere eredivisieclubs weinig creatief, iedereen die Studio Sport kijkt haalt meestal de beste spelers van FC Utrecht, AZ of SC Heerenveen er wel uit, en als de resultaten tegenvallen is dit vaak een van de kritiekpunten.
Maar er zijn wel degelijk positieve kanten aan dit aankoopbeleid.
Je kan je voorstellen dat spelers uit de eredivisie minder risico met zich meebrengt, je hebt deze speler immers al zien spelen in de eredivisie, en kan goed inschatten hoe deze speler zich aanpast aan het niveau.
Maar bevestigen de cijfers deze theorieën ook? Laten we kijken!

transferanalyse grafiek
Een grafiek waarin op de y-as is te zien hoeveel winst elke transfer heeft opgeleverd. **

In deze grafiek staan alle 53 spelers die tussen het seizoen 09/10 en 16/17 van een eredivisie club naar PSV, Ajax of Feyenoord is verkocht. Elke staaf geeft een speler weer, met de daar bij behorende winst.
transferanalyse gemiddeldes 1
Spelers die binnen de eredivisie een transfer maken naar de top-drie hebben over het algemeen een relatief jonge leeftijd en een niet al te hoge transfersom, bovendien komt het grootste gedeelte vanuit de subtop***.
Natuurlijk vinkt niet elke speler deze hokjes aan. Lasse Schone is bijvoorbeeld relatief oud, komt van N.E.C. en heeft niks gekost.
Maar over het algemeen vinken de spelers in deze groep twee of drie van deze hokjes af.
Net als in de beleggerswereld moeten de technisch directeuren van voetbalclubs een afweging maken tussen het risico wat zij willen nemen en de mogelijke winst die zij op deze spelers kunnen behalen.
Deze groep spelers lijkt een goede groep om in te investeren, als we deze groep spelers zien als een investeringsfonds, bestaande uit individuele aandelen(spelers), dan is dit investeringsfonds winstgevend.
Gemiddeld maakt deze groep iets minder dan één miljoen euro winst per transfer.
Niet zo gek dus dat Ajax, PSV en Feyenoord vaak jonge spelers weghalen bij clubs als AZ en FC Utrecht.
De kopende club heeft genoeg kans om de speler in actie te zien tegen gelijkwaardige tegenstanders, wat de kans op verkeerde inschattingen verkleind. Doordat deze strategie veel onzekerheid wegneemt, gaat dit ten koste van het rendement.
De markt is behoorlijk effectief, dat wil zeggen: er zijn weinig spelers in de eredivisie die je voor weinig kunt oppikken en voor veel geld kan doorverkopen.

Voor scouts is het de kunst om het kaf van het koren te scheiden.

Er zijn uitzonderingen op deze regel, Jetro Willems werd bijvoorbeeld voor slechts 0,8 miljoen overgenomen van Sparta en voor €5 miljoen doorverkocht.
Voor scouts is het de kunst om het kaf van het koren te scheiden.
Maar zoals gezegd is dit uitzondering in plaats van regel, een groot kritiek op deze manier van scouten is dan ook dat er in (de rest van) de eredivisie maar een beperkt aantal hele goede spelers zijn, waarvan ook iedereen weet dat deze spelers heel goed zijn.
Op deze manier betaal je de prijs die de speler waard is en loop je de kans op echte (financiële) klappers mis.
Een manier om meer risico en dus ook een potentieel hoger rendement te krijgen in je transfers is door spelers vroeg te kopen. Op die manier vergroot je de onzekerheid van de uitkomst.
In de grafiek hieronder zie je de variatie in transferwinsten, je ziet dat spelers met een jongere leeftijd een hogere variatie hebben qua transferwinst/verlies.
Jongere spelers brengen meer onzekerheid mee, het is moeilijker om in te schatten welke 19-jarige over vijf jaar goed is dan wanneer je dit voor een 24-jarige moet doen. Hierdoor zijn jongere spelers vaak goedkoper en kunnen clubs op deze manier winst maken.
Het nadeel is dan ook dat je er ook naast kan zitten, sommige spelers lijken heel goed op hun 19e maar blijken als 22/23-jarige juist erg tegen te vallen (Maher, Zivkovic).
Clubs moeten de afweging maken tussen (on)zekerheid en rendement.
In de eredivisie lijkt de ‘sweet spot’ spelers tussen de 19 en 23 te zijn, je kunt de kwaliteit van de speler redelijk goed inschatten, maar er is nog genoeg onzekerheid om ruimte over te laten voor een hoge winst.
Voor de topclubs in de eredivisie kan het kopen van jonge spelers een goede strategie zijn. Op deze manier kunnen zij zich onderscheiden van de grote buitenlandse clubs, ze delen hun kweekvijver met minder teams.
Deze lijn begint echter steeds meer op te schuiven en ook (slimme) buitenlandse clubs hebben de Nederlandse vijver ontdekt waardoor het voor de Nederlandse top drie steeds lastiger wordt om de talenten in de eredivisie vast te leggen.
Sandler en Bacuna zijn twee voorbeelden van jonge spelers die afgelopen jaar bij middenmoters werden opgepikt door Engelse clubs. Voor de top drie wordt het misschien tijd om op zoek te gaan naar een nieuwe vijver.

transferwinsten-grafiek-analyse
Verschil in transferwinsten, bij jongere spelers zie je dat er veel meer onzekerheid zit in de verwachte transferwinst. Als een speler ouder is dan 24 is de kans dat er een flinke winst op wordt gemaakt erg klein.

Scouten in kleinere competities

Voor Ajax, PSV en Feyenoord heeft het geen zin om met Real Madrid, PSG en Manchester City te concurreren om werelds beste spelers. De tweedegraads spelers zijn ook al bezet door clubs als AS Roma, Dortmund en Sevilla.
Om toch winstgevend te blijven, zullen Nederlandse clubs zich moeten onderscheiden van de buitenlandse grootmachten.
Vroeger kon dat door spelers uit de eredivisie te kopen, veel buitenlandse clubs vonden deze spelers nog te risicovol en wachtten liever af of ze zouden slagen bij een van de drie top clubs om ze dan (weliswaar voor een hogere prijs) alsnog te kopen.
Tegenwoordig beproeven veel buitenlandse clubs echter ook hun geluk in de subtop van de eredivisie. Van Ginkel, Bacuna, Sandler, Hoogma, Vincent Janssen zijn voorbeelden van spelers die vanuit de subtop naar het buitenland vertrokken.

Om goliath te kunnen verslaan moeten de Nederlandse clubs slimmer zijn dan hun tegenstander.

De Nederlandse top begint steeds meer concurrentie te krijgen als het gaat om het talent van eigen bodem. En meer concurrentie betekent hogere prijzen.
Om goliath te kunnen verslaan moeten de Nederlandse clubs slimmer zijn dan hun tegenstander.
Een manier hoe ze dat kunnen doen is door te kijken in competities die nog kleiner zijn dan de eredivisie. Net zoals ze vroeger spelers uit de eredivisie te risicovol vonden, vinden buitenlandse clubs spelers uit de Colombiaanse, Noorse, Mexicaanse of Zweedse competitie vaak nog te risicovol.
Vanwege de financiële achterstand is het investeren in scouting een slimme manier om je te onderscheiden. Celta de Vigo is een mooi voorbeeld van een club die ondanks een financiële achterstand, door slimme transfers toch succesvol is.
transferanalyse 1
Maar zoals je kunt zien is dat makkelijker gezegd dan gedaan, slechts 24% van de spelers die uit kleinere competities komen worden met een winst van meer dan 1 miljoen doorverkocht.
Het is erg moeilijk om in te schatten welke spelers uit deze competities de stap wel en welke niet te kunnen maken, hierdoor mislukt een groot gedeelte van deze spelers vaak.
Maar de Nederlandse topclubs gebruiken in dit geval een strategie die erg lijkt op de strategie die de buitenlandse grootmachten gebruiken, door een groot visnet uit te gooien is de kans aanzienlijk dat er een winstgevende speler tussen zit.
Deze speler maakt dan de verliezen van de andere spelers goed. In principe betaalt Davinson Sanchez (meest rechtse staaf) voor de verliezen van Sana, Lodeiro en Cassierra, zodat de gemiddelde winst van deze spelers zelfs hoger is dan die van de gemiddelde subtopper in de eredivisie.
transferanalyse gemiddeldes
Maar zoals je kan zien is deze strategie erg risicovol, je bent erg afhankelijk van die beperkt aantal spelers die enorm winstgevend zijn.
Het goede nieuws is dat het Nederlandse clubs steeds beter lijkt te lukken om deze pareltjes uit het buitenland te halen.
De laatste jaren zijn met Lozano, Davinson Sanchez, Neres, Pereiro steeds vaker goede deals gesloten.
Feyenoord lijkt een beetje achter te liggen op Ajax en PSV als het gaat om het halen van spelers uit buitenlandse competities.
Om bij te blijven kan Feyenoord het zich niet meer veroorloven om prima (maar geen absolute uitblinkers) spelers uit de sub-top van de eredivisie, zoals Larsson, Amrabat, Toornstra en Haps te blijven halen. Dit zijn namelijk stuk voor stuk degelijke spelers maar geen spelers die vooralsnog de kuip op de kop zetten of voor miljoenen winst doorverkocht zijn of worden.
Zonder risico te nemen begint het gat tussen Feyenoord en PSV en Ajax groter te worden. Laten we hopen dat de aankoop van de Colombiaan Luis Sinisterra een voorbode is van een verandering binnen het beleid van Feyenoord.

Bankspelers bij grotere clubs

Een andere manier om zich te onderscheiden voor eredivisie clubs is door spelers die bij grotere clubs op de bank terecht zijn gekomen op te pikken. Spelers die geen vaste waarde zijn voor de buitenlandse (sub) top, kunnen wel degelijk sterspelers zijn in de eredivisie.
Denk bijvoorbeeld aan Daley Blind, bij Manchester United kreeg hij nauwelijks speelminuten meer, terwijl hij bij Ajax (waarschijnlijk) een dragende speler zal zijn.
Soms passen spelers vanwege hun kenmerken niet goed bij hun club of competitie, Luuk de Jong gedijt het beste wanneer hij vanaf de zijkanten wordt bediend.
Als PSV ziet dat hij in het buitenland in een team speelt waarin weinig voorzetten worden gegeven, kunnen zij hierop inspelen door een systeem om hem te bouwen waarin hij wel kan floreren.
Guardado was in het buitenland niet goed genoeg om centraal op het middenveld te spelen en werd vaak ingezet als linksachter. PSV zag dat Guardado in de eredivisie wel goed genoeg was om op deze positie te spelen en kon op deze manier voor een relatief goedkope prijs een nieuwe spelverdeler binnenhalen.
Milik, de Jong, Pelle, Bruma, Isimat-Mirin werden allemaal te licht bevonden in het buitenland, maar bleken in de eredivisie erg waardevol.
transferanalyse transferwinst
Zoals je kunt zien worden spelers veel minder vaak weggehaald bij grotere clubs, dan bijvoorbeeld uit de eredivisie of kleinere competities. Dat komt misschien doordat spelers bij grotere clubs duurder zijn, de gemiddelde transfersom van deze dertien spelers is iets minder dan drie miljoen.
Bovendien hebben deze spelers over het algemeen duurdere salarissen dan spelers uit de eredivisie. Als je echter de winsten ziet die deze spelers opleveren, ben je geneigd te zeggen dat dit een strategie is waar meer aandacht aan besteed zou moeten worden.
Zelfs spelers waar verlies op is gemaakt, hebben toch hun waarde bewezen. Zo waren Amin Youness en Guardado belangrijke spelers ondanks dat ze uiteindelijk met een verlies zijn verkocht.

Conclusie

Het beoordelen van transferbeleid van buitenaf is erg lastig. In dit artikel hebben we enkel gekeken naar de behaalde transferwinst. Dit is natuurlijk een erg eenzijdige manier van beoordelen, spelers kunnen namelijk op meerdere manieren van waarde zijn voor hun club.
Zo kan een spelers op het veld goede prestaties leveren en toch met een verlies worden doorverkocht. Of denk aan de invloed die spelers hebben op de sfeer in de kleedkamer en op trainingen.
Kortom het op deze manier evalueren van verschillende transferstrategieën kan een vertekend beeld geven.
Toch denk ik dat de behaalde transferwinst ons een aantal nuttige dingen kunnen vertellen welke strategieën wel/niet werken.
Over het algemeen zullen spelers die goed presteren met een hogere transferwinst worden verkocht.
Zo kunnen we zeggen dat spelers die de stap van de subtop naar de top van de eredivisie in twee groepen te verdelen zijn:
1. Spelers die na hun 23e de overstap maken zullen zelden enorme winsten opleveren.
2. Spelers jonger dan 23 brengen veel meer onzekerheid met zich mee, en daarom kunnen clubs hier meer winst op boeken.
Buitenlandse grootmachten beginnen echter steeds vaker in de subtop van de eredivisie te vissen waardoor de traditionele top drie moeite heeft om deze talenten vast te leggen.
Een alternatief is om spelers uit kleinere competities, zoals Zweden, Mexico en Colombia te halen. Het is echter een stuk onzekerder om spelers uit deze competities te halen, aangezien je nooit weet of ze het niveau in Nederland aan kunnen.
Als de scouting echter goed zijn werk doet kan deze manier, in tegenstelling tot het shoppen in de subtop van Nederland, exotische winsten boeken. Het goede nieuws voor de Nederlandse clubs is dat met Davinson Sanchez, Pereiro, Lozano, en Neres de afgelopen jaren steeds meer geslaagde transfers uit deze competities komen.
De laatste strategie die in dit artikel aanbod kwam, is het gebruik maken van grote clubs. Spelers die in het buitenland, bijvoorbeeld vanwege hun rol in het team, niet slagen, kunnen in de eredivisie belangrijke spelers worden.
Daley Blind en Guardado werden bijvoorbeeld in het buitenland niet goed genoeg bevonden om in de as van het veld te spelen, op deze manier konden zij hun krachten niet ten volste benutten. Voor Ajax en PSV zijn dit echter spelers die op spelbepalende plekken kunnen spelen.
Deze strategie is misschien wat duurder, maar tot op heden lijkt dit voor de Nederlandse top-drie ook een goede manier om spelers met veel kwaliteit binnen te halen.
Zoals eerder in dit artikel al aan bod kwam, moeten clubs een afweging maken tussen het risico dat zij willen nemen en het mogelijke rendement. Een mix van wat meer zekerheid(sub-top eredivisie), risico(buitenland) en kwaliteit(grotere clubs) lijkt tot op heden het beste te werken.


Notes:
*Huurtransfers en terugkerende spelers aan het eind van hun carrière (bijv. Huntelaar) niet inbegrepen
** Als een speler nog niet is verkocht wordt zijn huidige transferwaarde (volgens transfermarkt.nl) gebruikt als het verkochte bedrag. Lasse Schone is bijvoorbeeld door Ajax transfervrij overgenomen van N.E.C. en heeft nu een transferwaarde van drie miljoen, zijn ‘winst’ in deze grafiek is dan drie miljoen.
*** onder de subtop worden: AZ, FC Utrecht, FC Twente, Vitesse, Sc Heerenveen en FC Groningen beschouwd.

4.4/5 - (19 stemmen)
Nog geen reacties
Geef je mening Cancel
Comments to: Transferanalyse: hoe scout de traditionele top-3?

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *