Bij de presentatie van Erik ten Hag als nieuwe trainer halverwege 2015 waaide er door Stadion Galgenwaard een wind van optimisme. De elfde plek waar FC Utrecht met Robbie Alfen op was geëindigd was gezien de selectie en financiële middelen niet verwonderlijk, maar niet goed genoeg voor het ambitieuze FC Utrecht. Het vertrouwen die de oud-trainer van Go Ahead Eagles en het tweede elftal van Bayern München ten deel viel bleef niet beperkt tot slechts het trainerschap, maar Ten Hag werd ook de rol van technisch directeur toebedeeld waarmee hij de relatieve vrijheid kreeg om een selectie naar wens in te vullen.
In zijn eerste seizoen bij FC Utrecht veranderde de spelopvatting van de club, werden er knappe resultaten geboekt en ontwikkelden (jeugd)spelers als Bart Ramselaar en Timo Letschert zich richting de selectie van het Nederlands elftal. Ten Hag werd bovendien persoonlijk beloond met de Rinus Michels award voor de beste trainer van de Eredivisie. Ondanks dat het seizoen vanwege een verloren beker- en play-off finale in lichte mineur eindigde, bleef de hervonden trots van de supporters overeind en tekende Ten Hag aan het begin van dit kalenderjaar een vernieuwd contract.
Anderhalf jaar FC Utrecht
De link tussen Pep Guardiola en Erik ten Hag wordt snel gelegd. Ze werkten niet alleen geregeld samen als trainers van respectievelijk Bayern München en Bayern München II, maar beide managers hebben hoge eisen aan randzaken. Zowel Guardiola en Ten Hag trekken een denkbeeldige lijn rond hun selectie om potentieel gevaar tegen het groepsproces te vermijden. Door bijvoorbeeld de trainingen minder toegankelijk te maken en daarmee een perfecte topsportomgeving neer te zetten, zijn alle randvoorwaarden er om te presteren.
Waar Guardiola bij Manchester City echter een blanco cheque heeft om zijn ideale tactiek in te vullen, wordt Ten Hag door beperkte financiële middelen genoodzaakt om zijn selectie aan te vullen met een gehuurde spits als Richairo Zivkovic of jeugdspelers als Bart Ramselaar en Giovanni Troupée.
Hiernaast zijn beide trainers weliswaar innovatief op tactisch gebied, maar sluiten ze qua spelopvatting minder op elkaar aan. Erik ten Hag heeft bij FC Utrecht een unieke speelstijl ontworpen die in weinig nog te vergelijken is met Guardiola. Het is bovendien bewonderenswaardig dat het FC Utrecht is gelukt om, met de financiële steun van eigenaar Frans van Seumeren, een jonge, gretige en uitgebalanceerde selectie neer te zetten. Het roept ten slotte de vraag op wat er verder mogelijk zou zijn. Aansluiting bij de traditionele top in Nederland is op korte termijn niet realistisch, maar Ten Hag zorgt op zijn eigen manier ervoor dat FC Utrecht een stabiele subtopper is geworden.
De tactiek
Binnen de Eredivisie is Ten Hag op tactisch gebied een opvallend verschijnsel. In een competitie die grotendeels wordt overheerst door een aantal 1-4-3-3 varianten, is zijn speelwijze van 1-4-4-2 met een kleine ruit op het middenveld en zonder echte flankspelers onderscheidend. In het huidige seizoen zijn er speciale rollen weggelegd voor Willem Janssen als ‘voetballende verdediger’ centraal in de achterhoede en dynamische middenvelders als Yassin Ayoub die tussen de linies ervoor beweegt. De formatie en invulling van de posities is echter niet de reden dat de spelopvattingen van FC Utrecht bijzonder zijn; Erik ten Hag laat zijn ploeg haast on-Nederlands spelen.
Uit de pass map van de wedstrijd tegen Feyenoord (thuis, 3-3) wordt vanuit de opbouw een hoop duidelijk van de spelintenties van FC Utrecht en het verschil met veel andere teams in de Eredivisie. In tegenstelling tot veel Nederlandse clubs wordt er minder frequent opgebouwd via de vleugelverdedigers. Kenmerkend voor de speelstijl van bijvoorbeeld PSV en Feyenoord is de opbouw van de centrale verdediger via de vleugelverdediger naar de links- of rechtsbuiten.
De tactiek van FC Utrecht verschilt hiervan, mede ingegeven door het gebrek aan vleugelspelers. In de opbouw spelen de centrale verdedigers niet doelloos de bal rond, maar wordt het geduld opgebracht om een vrij gelopen middenvelder in te spelen. Door te bewegen tussen de linies en uit de rug van een tegenstander de ruimte in te lopen komt het technisch vaardige middenveld van FC Utrecht in balbezit. Doordat Zivkovic en Haller echter zelden uitwijken naar de flanken om daar de bal te ontvangen, blijft het deel van het veld waarin de ploeg van Ten Hag opbouwt smal en wordt de buitenste regio van het veld alleen bespeeld door Troupée en Van Der Meer. FC Utrecht heeft dan ook weinig verrassend met maar liefst 69% het hoogste percentage aanvallen door het centrum van de Eredivisie.
Vanwege de vier dynamische en beweeglijke middenvelders wordt het voor tegenstanders onvoorspelbaarder en lastiger om te verdedigen, in tegenstelling tot het verdedigen van een buitenspeler die op de flank vanwege de zijlijn beperkt is in zijn beweegruimte.
Met deze speelwijze is er een ‘stukje Guardiola’ terug te vinden in Erik ten Hag. De drukke as en de relatief lege flank vallen samen met het idee van de half-spaces die de trainer van Manchester City, samen met bijvoorbeeld Jürgen Klopp, aanhangt. Aangezien het centrum het drukste gedeelte van het veld is en de flank wordt beperkt in zijn pass- en loopruimte door de zijlijn, zijn de half-spaces de plek waar zij een groot aantal van hun spelers willen hebben. Deze gedeeltes zijn voor spelers een goede uitgangspositie om zich richting de goal te bewegen en te scoren.
Bij FC Utrecht onderscheiden de middenvelders en spitsen zich, zoals hierboven valt te zien, door voortdurend deze ruimtes te bespelen om zo tot kansen te komen. In de situatie in de wedstrijd tegen Sparta bevindt slechts één middenvelder zich in het centrum tijdens een aanval. Yassin Ayoub beweegt na de pass die hij geeft in de richting van Haller ook naar de half-spaces om vanuit hier weer voor gevaar te zorgen.
Reactievoetbal
Wat het spel van FC Utrecht echter sterk afscheidt van de filosofie van Guardiola is het reactievoetbal dat Ten Hag heeft ingevoerd, een vrij ongewoon fenomeen in Nederland. Het merendeel van de teams in de Eredivisie speelt vanuit het klassiek Hollandse idee van aanvallen, waarbij een grote drang naar voren typerend is. Erik ten Hag stapt er met zijn FC Utrecht vanaf en hangt zo een strijdwijze aan die buiten Nederland frequenter is.
Het team speelt gegroepeerd en houdt de linies klein. Bij balverovering is er een snelle omschakeling met veel diepgang van middenvelders en beide spitsen. Zijn spelers kunnen het opbrengen om de gehele wedstrijd gedisciplineerd te spelen en zijn bereid om het geduld te behouden om te wachten op de kans die gaat komen.
Door zich gestructureerd op te stellen en bij de omschakeling naar aanval met Zivkovic, Haller, Barazite en Ayoub veel diepgang naar voren te hebben weet FC Utrecht regelmatig gevaarlijk te worden. In het voorbeeld hierboven heeft Barazite de bal bemachtigd op het middenveld, wat een teken is voor de aanvallers om snel diepte te zoeken in de ruimte achter de verdediging van PEC Zwolle. Doordat FC Utrecht nu met slechts vijf aanvallers zich richting de goal beweegt, blijft er dus hierachter een goede restverdediging staan. Deze goede gestructureerde organisatie zorgt ervoor dat de ploeg van Ten Hag het zich kan veroorloven om er op deze manier uit te komen. Meer dan eens heeft deze groepering van zijn elftal ervoor gezorgd dat de ploeg gevaarlijk kon worden.
Hoge kwaliteit kansen
Dat FC Utrecht succesvol is met deze tactiek lijkt gezien de hoge klassering in de subtop een gegeven. De ploeg is constanter dan voorheen en kan meer het geduld opbrengen om resultaatgericht te spelen. Dit blijkt ook uit de statistieken van de ploeg van Ten Hag.
Op de traditionele top drie na krijgt geen enkele Eredivisieploeg zo weinig tegengoals tegen per wedstrijd als FC Utrecht (slechts 0,95 per wedstrijd). Dat dit een cruciale statistiek is om de hoge klassering te verklaren blijkt als de club uit de Domstad offensief wordt afgezet tegen de andere teams in de Eredivisie. Met 1,19 goals per wedstrijd scoort FC Utrecht al niet uitzonderlijk hoog, maar met name de lage hoeveelheid gecreëerde kansen per wedstrijd zijn opvallend. Slechts drie ploegen in de Eredivisie (Sparta, NEC en Go Ahead Eagles) creëren per wedstrijd minder kansen dan FC Utrecht (7,05). Dat Erik ten Hag dan toch zo hoog geklasseerd staat in de Eredivisie valt te verklaren als wordt gekeken naar de schotlocaties van zijn ploeg.
Uit bovenstaande grafiek valt een interessante conclusie op te maken, die gedeeltelijk ook het lage aantal gecreëerde kansen en schoten per wedstrijd verklaard. Waar FC Utrecht in absolute getallen dus niet heel opzienbarend presteert, valt de hoge kwaliteit schietkansen van de ploeg op. Relatief gezien hebben alleen de kansen van Feyenoord een hogere xG en zijn de gecreëerde kansen, hoewel flink minder, een stuk groter dan bij PSV en Ajax. Het verschil in de kwaliteit van de kansen ligt bijvoorbeeld bij het type schoten van Hakim Ziyech, de speler met de meeste schoten in de Eredivisie. De middenvelder is verantwoordelijk voor ongeveer 20% van het totale aantal schoten van de Amsterdammers en neemt de Cruijffiaanse uitspraak “je moet schieten anders kun je niet scoren” heel letterlijk.
Maar liefst 79% van alle schoten van Ziyech zijn van buiten het zestienmetergebied en hebben daardoor een lage xG. Waar de Marokkaanse international dus relatief vaak kiest voor het schot en niet voor een pass om tot een betere scoringskans te komen, kiest de ploeg van Ten Hag hier wel voor. Hij laat FC Utrecht in de aanval langer doorspelen op zoek naar een zo’n groot mogelijke schietkans. Want zoals hij zelf stelde in een interview met De Correspondent: “een schot van ver is een verspeelde kans op een betere kans”. Dat deze door toedoen van verdedigers in een wedstrijd niet vaak voorkomt is voor Ten Hag geen teken om van afstand te schieten, maar juist om extra geduld op te brengen en te blijven wachten op een uitgespeelde kans. Dit valt op te maken uit de cijfers rond de schoten van Richairo Zivkovic en Sebastién Haller.
Met een bescheiden aantal van 2,26 en 2,33 schoten per 90 minuten komen beide spitsen niet in de buurt van Hakim Ziyech (4,8 per 90 minuten). De schotlocaties laten vervolgens ook het tegenovergestelde van de Ajacied zien, maar liefst 89% van alle doelpogingen zijn van binnen het zestienmetergebied. Dit percentage hoeft voor een afmaker niet verwonderlijk te zijn, maar is dat in het geval van FC Utrecht wel.
Vanwege het reactievoetbal dat het team speelt is het niet een gegeven dat beide spitsen constant in het penaltygebied van de tegenstander bivakkeren. Het effect dat een dergelijke tactiek heeft, ten opzichte van veel afstandschoten zoals bij Ziyech, blijkt uit de onderlinge xG. Ondanks dat beide spitsen de helft van het aantal schoten hebben van een speler die zijn geluk van afstand probeert, zijn de xG van beide spelers (respectievelijk 10.57 en 6.43 tegenover 6.35, xG waardes verkregen via @11tegen11) hoger dan die van de Ajacied. De ploeg bewaart de rust om ook bij een snelle uitbraak te zoeken naar een betere schietkans voordat er wordt afgedrukt. Dat dit potentieel gevaarlijke kansen om zeep helpt door toedoen van een verdedigende actie is echter reëel (zoals in de thuiswedstrijd tegen Ajax), maar het past wel binnen de tactiek van Ten Hag.
Europees voetbal?
Gezien het spelersmateriaal van FC Utrecht is het niet realistisch om te verwachten dat de club zich binnen afzienbare tijd gaat mengen tussen de traditionele top drie. Ondanks dat een resultaat in alle wedstrijden tegen Feyenoord, Ajax en PSV dit seizoen absoluut mogelijk was, is de club vooralsnog verwikkeld in een mooie strijd voor de vierde plaats. Met een hecht collectief haalt Erik ten Hag nu voor het tweede seizoen op rij het maximale uit zijn spelersgroep en wederom een hoge klassering zou een mooie beloning zijn na het recente uitgesproken vertrouwen. Na een aantal magere jaren kunnen de supporters weer dromen van een nieuwe, enerverende Europese campagne.
Noot: Data in dit artikel via Opta. Met dank aan @11tegen11 voor de xG-data en gebruik van de afbeeldingen.
Nog geen reacties
Geef je mening Cancel