Er werd in de Eredivisie gemiddeld nog nooit zo vaak gewisseld als dit seizoen. Logisch, want dankzij de coronasituatie werd het toegestane aantal wissels per wedstrijd opgeschroefd van drie naar vijf.
Hoe heeft deze spelregelverandering het wisselbeleid van clubs veranderd ten opzichte van vorig seizoen? En is de aanvallende impact van invallers groter geworden?
Aan het begin van het lopende Eredivisieseizoen werd bekend dat de clubs per wedstrijd vijf keer mogen wisselen.
Deze tijdelijke spelregelverandering van spelregelorganisatie IFAB is ingevoerd om spelers tijdens het drukke voetbalseizoen te ontlasten. En die tijdelijke spelregel wordt door de clubs gebruikt.
Zo zien we dat er dit seizoen gemiddeld 3,6 keer per club per wedstrijd wordt gewisseld. Vorig seizoen lag dit gemiddelde op 2,8 keer per club per wedstrijd.
Er zijn dit seizoen tot nu toe 126 duels gespeeld. In een duel kunnen allebei de teams vijf wissels doorvoeren.
Zo zijn er in totaal 252 wisselmogelijkheden geweest voor de clubs. We zien dat in 144 van de 252 gevallen – een percentage van 57,1% – een trainer een vierde en/of vijfde wissel toepast.
Doordat er meer wissels toegepast mogen worden, vindt de eerste wissel vaak eerder plaats. Dit seizoen wordt de eerste invaller gemiddeld in minuut 58 het veld in gestuurd.
Het verschil ten opzichte van vorig seizoen is niet groot: toen werd er gemiddeld in minuut 60 voor het eerst gewisseld.
Achterblijven in de kleedkamer
Een verklaring voor de verschuiving van het gemiddelde is natuurlijk te vinden in het aantal toegestane wissels.
Waar trainers in voorgaande seizoenen langer wachtten met hun eerste wissel om te voorkomen dat ze op het einde met een ondertal verder moesten, is de kans daarop dit seizoen een stuk lager.
Hierdoor grijpen veel trainers de kans om eerder in de wedstrijd een tactische wissel toe te passen, zonder het risico te lopen dat de wedstrijd met tien man moet worden uitgespeeld.
Ook wordt er dit seizoen overduidelijk vaker gewisseld in de rust. Dit heeft te maken met de kleine lettertjes van de nieuwe spelregel.
Er mag vijf keer worden gewisseld, maar dit mag maar in drie wisselmomenten worden gedaan. Dit is ingevoerd om te voorkomen dat het spel te vaak en te lang stilligt.
Er is echter een uitzondering op deze regel, want wisselen in de rust telt niet als een wisselmoment. Daardoor grijpen veel trainers in de rust de kans om hun eerste en soms ook tweede wissel door te voeren zonder een wisselmoment te verliezen.
Vooral Erik ten Hag is een duidelijke gebruiker van deze wissel in de rust. In negen van de veertien gespeelde wedstrijden wisselde hij in totaal dertien spelers in de rust.
Dit deed hij voornamelijk in wedstrijden waarin al een riante voorsprong was geboekt en de weekenden voorafgaand aan een doordeweekse Europese wedstrijd.
Zo wisselde hij tijdens de rust van het uitduel tegen VVV Venlo (0-4 ruststand) twee keer met het oog op Atalanta-uit.
Ook in de uitwedstrijd tegen FC Emmen (0-3 ruststand) liet hij twee basisspelers in de rust in het kleedlokaal. De dinsdag erna moest Ajax aantreden op Anfield tegen Liverpool.
In totaal bleven er dit seizoen 97 spelers achter in de kleedkamer na de rust. Dit is een percentage van 10,6% van het totaal aantal wissels.
Afgelopen seizoen werd er in totaal 86 keer gewisseld tijdens de theepauze. Dat komt neer op 6,7% van alle wissels tijdens het seizoen.
Als we de cijfers verder uitsplitsen, zien we in tabel 2 dat het zwaartepunt van de eerste wissel is verschoven.
Waar vorig seizoen het zwaartepunt van de eerste wissel vooral tussen minuut 56 en 70 lag, is het dit seizoen opgesplitst. We zien een piek in het aantal wissels tijdens de rust en ook net na een uur spelen wordt de eerste wissel vaak toegepast.
Ook de cumulatieve waarden van de wisselmomenten geven het verschil duidelijk aan. Dit seizoen is in 34,9% van de gevallen een eerste wissel toegepast wanneer de teams weer op het veld komen om de wedstrijd te hervatten.
Vorig seizoen gebeurde dit in ruim een kwart van de wedstrijden. In de onderstaande grafiek is goed te zien dat de eerste wissel sneller wordt toegepast ten opzichte van vorig seizoen.
Achterblijvers
Bij nagenoeg alle clubs zien we een stijging van het aantal wissels door de ophoging van het aantal toegestane wissels. Opvallend genoeg zijn er toch twee clubs die dit seizoen gemiddeld minder vaak wisselen ten opzichte van vorig seizoen.
AZ
De Alkmaarse club maakte vorig seizoen nagenoeg elke wedstrijd gebruik van drie wissels. Gemiddeld kwam de ploeg uit op 2,75 wissels per wedstrijd. Dit seizoen halen ze dat gemiddelde niet.
Per wedstrijd wisselden Slot en Jansen gemiddeld maar 2,64 keer. Dit lage gemiddelde heeft voornamelijk te maken met de zware coronaperikelen die de club heeft moeten doorstaan.
In oktober werden er namelijk meermaals verschillende spelers en stafleden positief getest op het virus.
De impact hiervan komt het meest naar voren in de wedstrijd tegen ADO Den Haag op 25 oktober jongstleden. In de basiself van Slot zien we weinig verrassingen, maar de bank van AZ spreekt boekdelen.
De enige bankzitter die normaal tot de selectie van AZ behoort is Ramon Leeuwin. Alle andere spelers die de bank voor AZ warmhouden in Den Haag zijn spelers die hun wedstrijden voornamelijk voor Jong AZ in de Keuken Kampioen Divisie spelen.
Om deze reden besluit Slot maar gebruik te maken van één wissel: Ramon Leeuwin vervangt in de 82e minuut Albert Gudmundsson.
SC Heerenveen
SC Heerenveen is de tweede club die gemiddeld minder vaak wisselt ten opzichte van vorig seizoen.
Dat is bijzonder te noemen, aangezien de club medio november de laatste Eredivisieclub was die voor het eerst te maken kreeg met een speler Corona opliep.
Daar kan het lage aantal wissels dus zeker niet aan liggen.
Een verklaring hiervoor is te vinden in de sterkte van de selectie van de Friezen. Trainer Jansen gaf in augustus aan dat er nog de nodige versterkingen nodig waren.
Door de verkoop kwamen deze versterkingen er ook, maar het blijkt dat de versterkingen niet allen het niveau van het eerste elftal opkrikken.
De selectie is niet breed genoeg, althans niet met spelers die volgens de trainer het niveau van het eerste elftal aankunnen.
Jansen zette dit seizoen negentien verschillende spelers in het veld. Dit is het laagste aantal van de hele Eredivisie.
Aanvallende impact
Doordat er sneller wissels worden ingezet, is er voor de invallers meer tijd om een bijdrage te leveren.
Daardoor is er zelfs een lichte stijging te zien in het aantal doelpunten dat door invallers wordt gescoord. Van de 409 tot nu toe gescoorde doelpunten dit seizoen, werden er 55 tegen de netten gewerkt door een invaller.
Dit betekent een gemiddelde van 0,44 goals per wedstrijd door een invaller. Vorig seizoen scoorden de invallers in totaal 72 doelpunten op een seizoenstotaal van 715, wat neerkomt op 0,31 doelpunten per wedstrijd.
Om deze cijfers kloppend te maken, moeten we kijken naar hoelang de invallers op het veld hebben gestaan.
De minuut waarin gemiddeld alle spelers werden gewisseld is in zowel het huidige als het vorige seizoen de 71e. Hierdoor hebben invallers een gemiddelde speeltijd van negentien minuten.
Als we het doelpuntgemiddelde van de invallers doorberekenen naar een volledige wedstrijd, zien we een overduidelijk verschil tussen dit seizoen en vorig seizoen. Dit seizoen scoren invallers 2,08 keer per 90 minuten, terwijl dat vorig seizoen op 1,47 was.
Conclusie
De nieuwe spelregel van de IFAB heeft wel degelijk impact op het wisselbeleid van de trainers. Niet alleen wordt er veel meer gewisseld, maar ook eerder in de wedstrijd.
Zo zien we een overduidelijke piek in het aantal wissels tijdens de rust. En het lijkt erop dat vroeg wisselen ook daadwerkelijk zijn vruchten afwerpt, want het doelpuntenaantal van invallers is licht gestegen ten opzichte van vorig seizoen.
Nog geen reacties
Geef je mening Cancel